ALPE2U studie – Verbeteren van de veiligheid van chemotherapie met fluoropyrimidines door middel van gecombineerd genotyperen en fenotyperen.

In deze studie worden de geneesmiddelen capecitabine en 5-fluorouracil (5-FU) onderzocht. Deze

geneesmiddelen worden veel gebruikt bij borstkanker, darmkanker en maagkanker. Deze

geneesmiddelen worden, nadat ze als tabletten zijn ingenomen (capecitabine) of via een ader als

infuus zijn toegediend (5-FU), in het lichaam afgebroken door een eiwit (enzym) dat

dihydropyrimidine dehydrogenase (DPD) heet. Door deze afbraak worden de geneesmiddelen omgezet in een vorm die niet meer werkzaam is en dus geen effect meer heeft op de kanker. Echter, sommige mensen hebben een tekort van de werkzame vorm van het enzym DPD, waardoor de geneesmiddelen capecitabine en 5-FU minder snel worden afgebroken. Deze mensen krijgen daardoor in hun lichaam een hogere dosering van het geneesmiddel dan andere mensen. Door deze hoge dosering kunnen zeer ernstige bijwerkingen ontstaan.

Dit onderzoek heeft als doel om ernstige bijwerkingen van 5-FU of capecitabine te voorkomen of

verminderen. Wij willen aantonen dat dit kan door de werkzaamheid van het DPD-enzym te bepalen

voordat een patiënt voor de eerste keer met het geneesmiddel capecitabine of 5-FU start. Deze

bepaling kan op twee manieren: door genotyperen of fenotyperen. Bij iedere patiënt die behandeld gaat worden met 5-FU of capecitabine wordt normaal gesproken de werkzaamheid van het DPD-enzym bepaald door middel van een genotypetest. Genotypering betekent dat in het DNA

wordt gezocht of er een bepaalde afwijking aanwezig is. Een andere manier om een verminderde werkzaamheid van het DPD-enzym aan te tonen is door middel van een fenotypetest. Fenotypering houdt in dat er naar de activiteit van het DPD-enzym wordt gekeken. Dit kan door het stofje uracil in het bloed te meten voordat er wordt gestart met de behandeling.

Wanneer er bij mensen een verminderde werkzaamheid van het DPD-enzym wordt aangetoond, zal de startdosering van het geneesmiddel worden verlaagd. Hierdoor zal de hoeveelheid van het geneesmiddel in het lichaam van deze patiënten net zo hoog worden als bij mensen die wel een normale hoeveelheid enzym hebben. Er zullen er dan naar verwachting minder bijwerkingen optreden. Het doel van deze studie is om aan te tonen dat het uitvoeren van een extra fenotypetest naast de standaard genotypetest zorgt voor minder bijwerkingen bij patiënten die een normale uitslag hebben bij de genotypetest.

Deze studie is een samenwerking tussen het Erasmus MC, Leiden UMC en het Antoni van

Leeuwenhoek ziekenhuis. Het onderzoek zal alleen in Nederland worden uitgevoerd en in totaal zullen ongeveer 1000-1500 proefpersonen deelnemen. De studie heeft een duur van ongeveer anderhalf jaar.